Diagnostiek en behandeling in de verslavingszorg

Bij diagnostiek en behandeling van hepatitis C virus (HCV) in de verslavingszorg wordt bij voorkeur gekozen voor een laagdrempelige en pragmatische aanpak. De informatie in deze tegel is niet allesomvattend, het verdient daarom aanbeveling om te overleggen met een hepatologie netwerk indien u bij de behandeling advies of ondersteuning wenst.

Aandachtspunten bij diagnostiek

Er moet worden gedacht aan hepatitis C besmetting bij patiënten met: injectie met niet-steriele naald (drugs, accupunctuur, tatoeage, piercing, ingrepen in landen met verhoogd risico); delen van spuit- of snuifhulpmiddelen; ontvangers van bloed(producten) voor 1992; immigranten uit land met verhoogd risico (Zuidoost-Azië, Afrika ten zuiden van de Sahara en Egypte); personen met hepatitis B/C in het gezin; onbeschermde seks (wisselende partners, partner uit land met verhoogd risico); geboorte bij een moeder-virusdrager; (HIV+) mannen die seks hebben met mannen; sekswerkers.

 

Een patiënt is HCV positief wanneer er detecteerbaar HCV-RNA in het bloed aanwezig is.  Overweeg bij patiënten die zorg mijden om de diagnostiek zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Bijvoorbeeld: verricht vereist laboratoriumonderzoek in een enkele bloedafname.

 

Bij verdenking op gedecompenseerde cirrose en bij eerder gefaalde therapie is behandeling in een hepatologie netwerk-aangesloten ziekenhuis wenselijk. Mogelijk kan in dat geval de verslavingszorg ondersteuning bieden bij het verstrekken van de medicatie. Anamnese (encefalopathie), lichamelijk onderzoek (erythema palmare, spider naevi, ascites), FIB-4 score en Child-Pugh score kunnen worden gebruikt om gedecompenseerde cirrose betrouwbaar uit te sluiten. [2, 3]

Aandachtspunten bij behandeling

Redenen om af te wijken van aanbevolen medicatie kunnen zijn: interacties en voorkeur van de patiënt (bijvoorbeeld betreffende de behandelduur of het aantal tabletten). Overweeg zo mogelijk om verstrekking van de medicatie via de methadonpost te laten verlopen ter controle op de therapietrouw.

Nummer van aanbeveling #1 #1
Genotype Behandelstatus Cirrose status GLE/PIB SOF/VEL
 

N.V.T.

 

 

Onbehandeld (naïef)

 

Geen cirrose  

8 weken (A1)

(€26.000)

 

12 weken (A1)

(€27.000)

Gecompenseerde cirrose (CP-A)

 

* Eerder behandelde patiënten die gefaald hebben op (peg)interferon en/of ribavirine, eventueel in combinatie met sofosbuvir.

 

** Bij eerder behandelde patiënten met gecompenseerde cirrose heeft SOF/VEL de voorkeur boven GLE/PIB wegens het prijsverschil.

 

Afkortingen: CP-A = Child-Pugh A, GLE = Glecaprevir, PIB = Pibrentasvir, N.V.T. = niet van toepassing, SOF = Sofosbuvir, VEL = Velpatasvir.

Aandachtspunten bij nazorg

Controleer 12 weken na het einde van de behandeling het HCV-RNA. Bij ondetecteerbaar RNA is sustained virologic response (volledige genezing) bereikt. Patiënten met gecompenseerde levercirrose (Child-Pugh A) worden na behandeling verwezen voor analyse en/of controle van de cirrose. Ook bij twijfel over fibrose is er een indicatie voor verwijzing. Bij falen van behandeling dient er overlegd te worden met het hepatologie netwerk. Patiënten kunnen na succesvolle behandeling opnieuw geïnfecteerd raken met hepatitis C.